Het was de Kleine IJstijd en toch werden er in Noordwest Europa succesvol druiven, vijgen en perziken geteeld. Al vanaf halverwege de 16e eeuw. Zonder glas, zonder verwarming. Dankzij de fruitmuur.
In verschillende historische moestuinen kom je ze nog tegen. De bakstenen absorberen zonnewarmte en geven die ’s nachts weer af. Men experimenteerde met allerlei vormen (slingerende slangenmuren of hoekige retranchementmuren) om zo maximaal gebruik te maken van zonnewarmte en de verstoring door de wind te minimaliseren. Het leidt tot een microklimaat dat tot wel 10 graden warmer kan zijn.
In Frankrijk ontstonden zo doolhoven met honderden kilometers muur – een Westland zonder glas. Ook in de Zuid-Hollandse landgoederenzone werden veel fruitmuren aangelegd. Bij de buitenplaatsen Berbice en Duivenvoorde (Voorschoten) en Duindigt en Marlot (Den Haag) wordt tegen de eeuwenoude muren ook nu nog leifruit gekweekt. Ook bij Landgoed Clingendael (Wassenaar), Cromvliet (Rijswijk), Huys ten Donck (Ridderkerk), Rhijngeest (Oegstgeest) en Keukenhof (Lisse) zijn fruitmuren bewaard gebleven.