Het eten van groente blijkt binnen een paar uur meetbaar effect te hebben op ontstekingsreacties in het lichaam. Maar de ene tomaat of broccoli is de andere niet, want de hoeveelheid fytonutriënten varieert flink. Dat stelden onderzoekers vast in het project ‘De waarde(n) van groente en fruit’. In verschillende deelprojecten deden veertien bedrijven en vier kennisinstellingen vier jaar lang onderzoek naar de gezondheidswaarde van groente en fruit.
Het onderzoek naar fytonutriënten concentreerde zich op enkele antioxydanten: lycopeen – de stof die tomaat en wortel rood kleurt – en anthocyaninen die van nature in blauwe bessen zitten. Ook zijn glucosinolaten in verschillende koolsoorten onder de loep genomen. De metingen laten zien dat de gehaltes behoorlijk verschillen. Niet alleen tussen de rassen, het aandeel inhoudsstoffen varieert ook als gevolg van de teeltwijze en de omstandigheden in de kas.
Effect op ontstekingsreacties meetbaar
Inhoudsstoffen optimaliseren in teelt
Wanneer kan de teler zelf gaan meten?
Resultaten vragen om vervolgonderzoek
Mede door corona is er een toenemende belangstelling voor groente en fruit, maar dat betekent niet dat we de geadviseerde dagelijkse consumptie halen. “Driekwart van de Nederlanders eet te weinig groente en fruit”, vertelt projectleider Herman Peppelenbos. Hij is lector Groene Gezondheid aan de HAS green academy, een van de partners in De Tuin van Holland. “Met dit onderzoek wilden we de gezondheidseffecten van groente en fruit sterker onderbouwen.” Hij is tevreden met de bereikte resultaten, maar wetenschappelijk onderbouwde gezondheidsclaims voor groente en fruit zijn nu nog niet te maken.
Hoe zorg je dat mensen meer groente en fruit eten?
Lekker, leuk en aantrekkelijk – dat zijn sleutelwoorden waarmee groente en fruit aantrekkelijker gemaakt kunnen worden, vertelt Coosje Dijkstra die aan de Vrije Universiteit Amsterdam onderzoek doet naar voedingsgedrag. Ook de prijs van verse producten speelt een belangrijke rol. En diverse studies laten zien dat een gezondheidsclaim op producten de verkoop lijkt te bevorderen. Maar het is minder duidelijk of dit ook daadwerkelijk gebeurt in real-life omstandigheden, zoals in de supermarkt, waar de verleidingen op de loer liggen. Omgevingsinterventies in de supermarkt zijn daarom ook een belangrijke factor voor gedragsverandering.
Onderzoek laat daarnaast zien dat de keuze van interventies ongelijkheid kan verkleinen of versterken. ‘Upstream’ interventies op de prijs verkleint ongelijkheid, terwijl ‘downstream’ persoonsgerichte interventies, zoals coaching en dieetadviezen, de ongelijkheid lijken te vergroten.
Haar conclusie: er is niet één product, één regel, één werkwijze, één sector, één partij of één heilige graal om Nederland meer groente en fruit te laten eten. Het beïnvloeden van consumptie is complex en vraagt meervoudige acties en samenwerking over de hele keten.
Jong geleerd, oud gedaan
Gedragsverandering is moeilijk omdat 70% van de 200 voedingskeuzes die we dagelijks maken, wordt gedreven door ons impulsieve systeem. Voedingscommunicatie speelt echter in op reflectief gedrag. Dat vraagt van ons dat we afwegingen maken, vooruit denken en impulsen onderdrukken.
Het impulsieve systeem beter benutten, dat kan door op school meer groente en fruit aan te bieden, door het automatisch kiezen voor groente en fruit makkelijker te maken in de winkel, en door jong te beginnen met het ervaren van groente eten. Een gezonde schoollunch op de basisschool kan de voedingsinname van kinderen aanzienlijk verbeteren, en ook de schooltuin draagt bij aan het waarderen van groente.