“Als botanische tuin zijn we een belangrijke ambassadeur voor de plantenwereld”, vertelt Rogier van Vugt, hoofd horticultuur in de Leidse Hortus botanicus. In zijn functie staat hij in de voetsporen van grootheden als Carolus Clusius en Herman Boerhaave. Sinds 1700 heeft de Hortus al een tropische plantencollectie en die is nog altijd relevant voor wetenschappelijk onderzoek en onderwijs. Al vanaf het begin is de tuin toegankelijk geweest voor publiek – en zeker in de 17e eeuw was dat zeer ongebruikelijk. Rogier heeft dan ook een breed takenpakket. Bij bezoekers het bewustzijn vergroten over biodiversiteit is er een belangrijk onderdeel van.
De Leidse Hortus botanicus is een van de hoofdrolspelers in het historische verhaal van De Tuin van Holland. Opgericht in 1590 is het de oudste botanische tuin van Nederland en West-Europa. Botanicus Carolus Clusius, de eerste directeur, wilde de tuin laten inrichten met alle tot dan toe bekende soorten uit het plantenrijk. De eerste plantlijst in 1594 omvatte 1585 items: ruim 700 soorten planten, met allerlei variëteiten. Daaronder ruim 200 bekende medicinale soorten, maar ook allerlei nieuwigheden. Rogier vertelt: “Clusius en apotheker Dirck Cluyt, die de eerste hoofdtuinman was, hadden de opdracht vanuit de universiteit om vooral medicinale planten te kweken, want dat was belangrijk voor de studenten. Maar ze hadden ook wel lol in het kweken van gekkigheden. Clusius kreeg vanuit zijn grote netwerk allerlei zaden en stekjes toegestuurd, en zo stonden er in de Hortus al snel planten uit Griekenland, Zuid-Europa en zelfs uit het verre Amerika. Hier groeiden dan ook de eerste aardappel, mais en tomaten. Destijds heel nieuwe exotische planten, en nu niet meer weg te denken uit onze keuken.”
Onderzoek in nauwe internationale samenwerking
Planten verzamelen, catalogiseren, onderzoeken én kweken – dat was en is de basis van het werk in de Hortus. “Een botanische tuin is een wetenschappelijke collectie van planten”, aldus Rogier. “Wij zijn de plantenbibliotheek van de universiteit, zou je kunnen zeggen.” En die collectie trekt onderzoekers uit de hele wereld naar Leiden. Internationale samenwerking staat daarbij centraal. “Een plant meenemen uit Indonesië of Papua New Guinea, dat gebeurt alleen nog met volle goedkeuring van het land. Er is nu echt sprake van een wisselwerking tussen hun biodiversiteit en onze kennis. En als wij er hier dan bijvoorbeeld achter komen dat een plant een nieuwe soort is, dan gaat er ook weer materiaal ervan retour. Zo zorgen we dat ze in het land van herkomst ook beschikken over de wetenschappelijk specimen van hun eigen flora.”
Een natuurlijk evenwicht als in het regenwoud
“We kweken hier bedreigde soorten en ook deden we bijvoorbeeld onderzoek naar de productie van vanille in Nederland. Een succesvol project, want intussen lukt het echt al aardig om vanille te produceren. Dat gebeurt in kassen, zodat we de beste kwaliteit kunnen behalen én we zonder pesticiden kunnen werken. In het werken zonder pesticiden hebben we de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan. Onze tropische kas, die bijna honderd jaar oud is, was altijd een formele kas – alles schoon en keurig gesorteerd. Om de kas vrij van schadelijke beestjes te houden, was het nodig om pesticiden te gebruiken. Acht jaar geleden werd de kas gerenoveerd. Na de renovatie was veel bouwzand achtergebleven en kreeg ik de vraag of ik dat wilde vervangen door rijke tuinaarde. Ik dacht toen, het regenwoud staat ook op wit zand, dus laten we dit gaan nabootsen. Alle bomen en planten hebben we toen gemengd neergezet, in het arme witte zand. Alleen de bovenste laag hebben we verrijkt. Het effect was groot: de wortels zijn heel oppervlakkig maar ver in de rondte, gaan groeien. En we hebben sindsdien geen druppel pesticide meer hoeven gebruiken omdat de planten nu voor elkaar lijken te zorgen.”
“Voor mij is de conclusie duidelijk: we moeten nodig meer gaan luisteren naar de natuur – de natuur heeft het immers allemaal al uitgevonden. Maar mensen zijn eigenwijs en willen de productie alleen maar verhogen, verhogen, verhogen. Dit gaat altijd ten koste van de balans. Wij weten nu beter hoe deze balansen werken, we weten hoe belangrijk evenwicht is en het is hoog tijd dat we terug werken naar dit evenwicht. Niet alleen bij ons in de kas, ook in onze landbouw. Je ziet nu bijvoorbeeld dat boeren een strook met bloemen planten. Ook al kun je die niet oogsten, ze zijn enorm belangrijk. Want bloemen zorgen voor meer insecten, en dat zijn ook de insecten die jouw plagen opeten.”
Bewustzijn over biodiversiteit vergroten
Hun aandacht voor planten en de teelt draagt het team van de Hortus ook uit. Er worden talloze evenementen, presentaties, rondleidingen en workshops georganiseerd om mensen bewuster te maken van het belang van voeding én van planten, of breder, de natuur. Met rond de 180.000 bezoekers per jaar vergroot de Hortus, ook midden in de stad, het bewustzijn over biodiversiteit en het belang ervan. Zo vragen ze met het Stoepplantjes-project aandacht voor de ‘rommelige´ wilde plantjes die zelfs tussen bestrating hun plek vinden.
Begrijpen hoe moeilijk het kan zijn om voedsel te produceren
De focus in de Hortus ligt niet speciaal op de teelt van eetbare planten. In het Horizon 2020-project Big Picnic kwamen die de afgelopen jaren wel uitgebreid aan bod. Dit internationale project stond in het teken van voedselzekerheid en wetenschapswijsheid. “Het zelf kweken van eigen voedsel is ontzettend leuk, maar ook heel belangrijk”, legt Rogier uit. “Mensen hechten vaak veel meer waarde aan iets wat ze zelf hebben gedaan of gecreëerd. En pas als je zelf kweekt – en wellicht een keer de mist in gaat – zul je begrijpen hoe moeilijk het kan zijn om voedsel te produceren. Zo zal het overgrote deel van de mensen er niet bij stilstaan wat een droog voorjaar betekent – voor een boer, en daarmee voor ons voedselsysteem. Hoe gevoelig dat voedselsysteem is, dat is nog lang niet bij iedereen geland.”
Probeer eens een cactus in plaats van aardbeien
“Zeker als je kinderen hebt, geeft zelf kweken veel voldoening. Toen ik klein was, kweekte ik een keer zelf snijbonen. Ik hield er nooit van, maar mijn eigen gekweekte snijbonen vond ik superlekker. Die ervaring gun ik eigenlijk ieder kind. Ook kinderen die in steden wonen met weinig ruimte.” Juist voor hen is zelf kweken misschien nog wel belangrijker, vindt Rogier. En er zijn volop mogelijkheden: “Het is heel leuk om uit te vinden wat er eigenlijk allemaal op een balkon kan groeien. Je zit dan vaak wel vast aan kleine planten, maar tegenwoordig heb je veel meer keus dan aardbeien.”
Een leuk alternatief is bijvoorbeeld een cactus, legt Rogier uit terwijl we naar de bollenkas zijn gelopen. “Bij cactussen denk je al snel aan een kamerplant, maar sommige kunnen prima tegen vorst en regen. Zoals de Echinocereus uit New Mexico. In het voorjaar komen er knoppen aan en dat worden prachtige grote rode bloemen. Als je die vervolgens met elkaar bestuift, dan komt er een stekelige vrucht aan die zo groot is als een aardbei. Zodra de vrucht rijp is, vallen de stekels eraf. Dan houd je een soort mini-dragonfruit over die je zo kan eten. Hij smaakt een beetje zoals kiwi.”
Verdiepen in vergeten kennis
“In 2030 hoop ik dat de consument echt bewust is van wat ze kopen. Lang geleden, toen mensen hun eigen voedsel verbouwden, was dat vanzelfsprekende kennis, maar die zijn we nu helemaal kwijt. Zo kunnen mensen heel fanatiek zijn over ‘we eten geen vlees, want dat is slecht voor het milieu’. Alleen kopen ze vervolgens wel vleesvervangers met soja uit Brazilië. Als we zo nu en dan een stukje vlees zouden eten van koeien die gewoon gras eten, zou je kunnen zeggen dat dat duurzamer is dan soja uit Brazilië. Uit gemak willen mensen het gewoon niet weten, en trekken ze veel te snelle conclusies. Altijd met de groep en met de trends meerennen, dat is geen goed idee. Denk zelf na, maak je eigen ervaringen en maak vervolgens verantwoorde keuzes.”
Vanille: een na duurste specerij ter wereld
De Hortus heeft verschillende soorten vanilleplanten in de collectie. Het vanillestokje is de peul van een klimmende orchidee, vermoedelijk oorspronkelijk afkomstig uit Midden-Amerika. De smaakstof was daar al vóór de tijd van Columbus bekend.
In de negentiende eeuw werd ontdekt hoe je vanillebloemen met de hand kunt bestuiven. Op die manier kan vanille gekweekt worden in regio’s zonder de gespecialiseerde bijensoorten die de natuurlijke bestuivers zijn. De handbestuiving en het arbeidsintensieve productieproces maken vanille tot de op één na duurste specerij ter wereld – alleen saffraan is duurder.