Pronkstillevens waren een rage in de 17e eeuwse Noordelijke Nederlanden, gemaakt in opdracht van de rijke middenklasse en de machtige elite. Die schilderijen van tafels vol overvloed zijn een nuttige bron voor culinair historici. Welke ingrediënten kende men? Wat beschouwde men als waardevol? En hoe werd het eten geserveerd?
Een voorbeeld zijn de schilderijen van Pieter de Ring. Deze Leidse Vlaming werd beroemd om zijn opzichtig rijke banketstukken vol fruit, citroenen, kreeften, garnalen en oesters.
Natuurlijk zijn er ook haken en ogen. Je kunt die schilderijen niet beschouwen als een soort ‘eetdagboek’. Eettafels hebben er nooit zo uitgezien – al was het maar omdat de afgebeelde ingrediënten soms uit verschillende seizoenen kwamen. De esthetische compositie stond centraal. En wie kijkt naar etsen, tekeningen en schilderijen met eettafels uit andere lagen van de bevolking ziet vooral gerechten als pap, brood, ketelkost en bier.
Wat er in die tijd zoal op tafel kwam, dat is ook te herleiden uit andere bronnen. Bijvoorbeeld uit inkooplijsten van schepen of weeshuizen. Of uit oude beerputten waar archeologen onder meer eetgerei, zaden en dierenbotten in aantreffen.
Ook oude kookboeken geven veel informatie over het dagelijks eten, althans van de mensen met genoeg geld en tijd. Want ook al waren de gerechten lang niet zo uitbundig als op de geschilderde tafels, veel recepten waren behoorlijk arbeidsintensief. Tegelijkertijd leren de kookboeken ons nog meer. Ze beschrijven de bereidingswijze en welke gerechten werden gecombineerd. Ook de keukenapparatuur wordt behandeld – het houtgestookte fornuis was een innovatie uit die tijd. En wat dacht je van trommelspitten, vetvangers, taartpannen en komfoortjes?
Met de stillevens Pieter de Ring als vertrekpunt vertelt culinair historicus Charlotte Kleyn over de 17e eeuwse gastronomische cultuur.
Je kijkt haar lezing terug via
900 jaar Pieterskerk-lezing:
Pieter de Ring – een culinaire historie